De allereerste sporen van mensen in de omgeving van Sepúlveda, in de huidige provincie Segovia, verwijzen naar de IJzertijd, tussen de vijfde en eerste eeuw v.C. In die periode moet er, volgens oude geschriften die daar gewag van maken, een stedelijke enclave zijn geweest op de heuvels van het nabije Somosierra. Die behoorde aan een Keltiberische stam, die de 'Arévacos' werd genoemd.
Tussen 98 en 93 v. C. werd de vallei van Duratón, waarin de tegenwoordige stad ligt, veroverd door de Romeinse consul Titus Didius. Die stichtte het naburige Confluentia (tegenwoordig Duratón), waarvanuit de omgeving werd gercontroleerd. Vanaf dat moment ontwikkelde zich in Sepúlveda zelf waarschijnlijk al een kleine nederzetting, met in de buurt enkele Romeinse heiligdommen. Uit deze periode stammen nog een oude brug en een besteend pad (calzada).
Middeleeuwen
Onder de Visigothen raakt Confluentia in verval. Het is onduidelijk of Sepúlveda in die periode een basis vindt voor verdere ontwikkeling in de loop van de Middeleeuwen. De stad Sepúlveda wordt namelijk pas voor het eerst vermeld in de Kroniek van Alfonso III. Deze verwijst naar de ontvolking van het gebied door de aanvallen van Alfonso I op de Moren. In het jaar 940 wordt de militair en graaf Fernán González (ca. 910-970) een herbevolking van de omgeving van christenen opgedragen. Er bestaat een legende die verhaalt over een persoonlijk gevecht tussen deze kapitein en de toenmalige moslimse burgemeester Abubad, overgeleverd door de abt van Arlanza, Fray Gonzalo de Arredondo, en in beeld gebracht op de gevel van het zg. 'Casa del Moro', het oudste gebouw van het stadje en tegenwoordig op de Monumentenzorglijst. Hierin kwam Fernán González als overwinnaar uit de strijd, waarna hij Sepúlveda zijn eerste jurisdictie overhandigde.
In het jaar 979 deed de Cordobese legerbevelhebber Almanzor (ca. 938-1002) zonder succes pogingen om de stad terug onder mohammedaans bewind te krijgen. Toch zullen de Castillianen de stad tussen 984 en 986 tijdelijk weer verliezen, waarna het in 1010 definitief in christelijke handen viel dankzij Sancho Garcia, de kleinzoon van Fernán González.
De jurisdictie van Sepúlveda
De jurisdictie van Sepúlveda, één van de oudste van Spanje, werd bij verschillende gelegenheden opnieuw bevestigd. De oudste getuigenis dateert uit 1076, in een Latijns geschrift van Alfonso IV. Het maakt gewag van de rechtbanken van de zg. 'Extremadura Castellana', een gebied wat het noordelijke deel van het huidige Extremadura bestreek en een aantal gebieden van het oude Castillië, waaronder Segovia. De jurisdictie werd uitgebreid in 1300, waarbij het tevens toegekend werd aan Aragonese steden als Zaragoza en Teruel.
In 1111 vond de belangrijke Slag bij Candespina (nu Fresno Cantespino) plaats. Daarin vocht Alfonso I van Aragón samen met graaf Hendrik van Portugal tegen de troepen van Urraca, koningin van León en Castillië. Deze overwinning resulteerde in de onafhankelijkheid van Portugal. Sepúlveda viel vanaf dat moment aan de kroon van Aragon.
Enkele andere feiten
- In de 18de eeuw bezocht koning Karel III de gemeente. Tijdens die gelegenheid deed hij de gemeente een schilderij cadeau waarop zijn zoon, de toekomstige Karel IV, op 17-jarige leeftijd afgebeeld staat.
- Tijdens de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1808-1814) was het tijdens de zg. 'Acción de Sepúlveda' waar voor het eerst en de enige keer de Keizerlijke Lijfwacht van Napoleon van zich deed spreken. Deze actie was een grote mislukking voor de Fransen en vertraagde hun opmars naar Madrid en de latere Slag van Somosierra.
- Tijdens de Eerste Carlistische oorlog (1833-1840) werd Sepúlveda in 1838 ingenomen door generaal Gómez.
- Aan het begin van de Spaanse Burgeroorlog, in 1936, steunde Sepúlveda het Republikeinse leger. Vandaaruit werd de doorgang over de Col van Somosierra gecontroleerd
- In 1951 werd Sepúlveda in zijn totaliteit uitgeroepen tot historisch-artistiek monument.
Bezienswaardigheden
- Het kasteel van Fernán González, in bijzonder slechte staat en op de lijst van monumenten in ruïne.
- De oude stadsmuur met zeven poorten.
- De 'Calle Barbacana'. Moors straatje uit de 10de eeuw, vlakbij de stadsmuur.
- De kerk van San Justo, tegenwoordig 'Museo de los Fueros' (Museum van de Jurisdictie van Sepúlveda).
- El 'Jardín de la Señora' (Tuin van de Mevrouw), waar het gesprek plaatsvond tussen Maria de Salinas en de Carlistenleider Balmaceda, dat voorkwam dat het stadje geplunderd zou worden.
- Het 'Casa de los Proaño' of het 'Casa del Moro', met zijn versierde gevel.
- De kerk van de Virgen de la Peña.
- De kerk van San Salvador.
- De kerk van San Millán, in bijzonder slechte staat en op de lijst van monumenten in ruïne.